zittend in de tuin, wachtend op zijn komst
gitaar op schoot, vol verwachting
de Ford Taunus rijdt de straat in, hij stopt en ik begin

aan zijn hand naar binnen
eigenlijk mocht ik niet komen
maar ik was meer dan zij want ik was met hem

te lang uitgesteld en alles moet dus nu
ik de stress, jij een helpende hand
jij de structuur, ik een voldoende

samen in een wereld met dikke onwrikbare muren
muren gebouwd met modder die lang is omwoeld
niet mijn modder, wel mijn muren

in mijn eigen modder
ploeterend mijn eigen wereld bouwen
mijn eigen muren, los van die van jou

bouwen, breken, afbreken en weer van voren
ogen op de grond
niet omkijken of stilstaan, maar door

vanaf een berg kijkend naar onze werelden
overeenkomsten in fundament maar verschil in decoratie
met naast me een enorme leegte